Gisteren ben ik begonnen aan mijn reis naar Belem, Brazilie. Gisternacht heb de eerste etappe afgelegd, van Paramaribo naar Georgetown in Guyana. Vanaf daar vertrekt een bus die in 14 uur het oerwoud van Guyana doorkruist in zuidwestelijke richting, om te eindigen in Lethem aan de grens met Brazilie. Dan door naar Boavista, een stad die ligt aan de grote weg tussen Venezuela en Manaos. Met de bus wil ik dan naar Manaos, een miljoenenstad aan de Amazone. De laatste twee etappes zijn per boot over diezelfde rivier, met een hangmat op het bovenste dek. Van Manaos naar Santarem en van daar na Belem in de monding van de Amazone. Hopelijk kom ik daar voor 19 januari aan, want dan vertrekt mijn vlucht naar Sao Paulo.
Om vier uur s'ochtends werd ik vanochtend door een taxi bij Oma thuis opgehaald, die me zou brengen naar de plek in Paramaribo waarvandaan de bussen naar Nickerie vertrekken. Die man begon al om 3.50 te toeteren, terwijl ik nog mijn lunch aan het samenstellen was. Dus heb ik in alle haast kokende water in mijn thermoskan (een kado van moeder!) gemikt, en de dop er op gedaan. Bij het dichtdraaien begon ie ineens te spuiten, dus ben ik vloekend met een verbrande duim die taxi ingestapt.
Op de parkeerplaats op de Sophie Redmond straat stonden verschillende autos klaar om naar de veeroversteek in Nickerie te rijden. Ik zocht een comfortabel ogende minivan uit en binnen no time waren we onderweg. Met 90 kilometer per uur door de Surinaamse nacht, ik naast de chauffeur en op de achterste bank twee Guyanese vissers die hun roes uit sliepen. Onderweg kwam ik er achter waarom mijn thermoskan mij belaagd had. Ik had alleen het bekertje er op gedraaid - de dop lag nog op het aanrecht bij Oma. Ik kon wel huilen, ik heb geen idee waarom. Misschien omdat ik mijn hele bezit op dit moment op het bed van een goedkoop hotel kan uitstallen en daartussen nam die aluminium thermos echt een prominente plaats in. Maar goed, hopelijk kan de buschauffeur, aan wie ik hem heb gelaten, er een dop voor vinden.
De Kwattaweg, zo heet het eerste stuk van de weg naar Nickerie. Overal langs die weg staan huizen en boerderijtjes, de meeste bewoond door Javanen. Al om half zes stonden overal de schoolkinderen op straat, wachtend op de bus naar Paramaribo.
Wij stoven door langs de paddievelden en geel-witte paleizen van Hindoestanen tot Nickerie. Daar moest ik over stappen op een andere bus, beter geschikt voor de 40km zandweg naar de oversteekplek. De vissers bleven in de auto, naar ik later zou leren, om illegaal over te steken op een andere plek.
Hobbelend over de landweg, met twee Brazilianen voor me en achter me een Guyanees. Ik vroeg hem of hij al de executievideo van Saddam had gezien. "I saw dat", antwoordde hij, want in Guyana spreken ze Engels als Bob Marley. "En was het terecht?", vroeg ik. " You live by da sword, you die by da sword,",en daar was geen speld tussen te krijgen.
Veel wachten, wachten, wachten, maar uiteindelijk was de veerpont daar en konden we de bruine Corantijn rivier oversteken naar Corriverton, Guyana aan de overkant.
Daar aangekomen sprak ik een Braziliaan die in Georgetown woonde en me wat tips gaf om vervoer te vinden naar Brazilie - Prettig, want zoals gewoonlijk was ik van huis gegaan met niet meer dan een vaag idee van hoe het na stap 1 verder moest. Aan de Guyanese kant van de Corantyn stond een tengere Hindoestaan met een busje die me voor 2000 dollar (Guyanese!! oftewel 8 euro) tot bij mijn hotel in Georgetown wilde afzetten. Een hotel had ik niet, maar op de veerpont had ik in de Lonely Planet gelezen dat je voor weinig bij Florentene in North Street terecht kon, en de chauffeur zei "Florentenee's Aiiiiii" dus dat zat goed." Ik kroop in de auto, op de enige overgebleven plek, op de eerste achterbank tussen de chauffeur en de passagierstoel in. De reden waarom die over was - bij de minste klap vlieg je meteen door de voorruit. Tijdens de rit schoot die gedachte voortdurend door mijn hoofd.
Een busje vanaf Corriverton naar Georgetown doet er denk ik 3 uur over - met nog een veerpont inbegrepen - en is niet aan te raden voor mensen met een hartkwaal. Het ging hard, heel hard. We reden standaard 90 door de bebouwde kom - om het zo te noemen - en 110 of 120 even daarbuiten. Dat lijkt misschien niet extreem, maar Guyana kent een aantal eigenaardigheden die het verkeer bemoeilijken. Ten eerste zijn de wegen veel slechter dan in Suriname. Overal gaten in het wegdek. Ten tweede haalde onze chauffeur - met zijn 12 passagiers - alles en iedereen in. De goedlachse man, met twee gouden tanden, reed voortdurend met twee wielen op de ander weghelft. Was de tegenligger meer dan 500 meter verwijderd, dan zaten we helemaal op de andere helft. Tot drie keer toe moest de auto die we in haalde de berm in om ruimte te maken voor ons en de tegemoetkomende auto. Dat ziet er niet goed uit, over de schouder van de chauffeur bezien.
Dan was er nog het loslopend vee. Guyana is in dat opzicht uniek. Overal waar je kijkt lopen dieren. Niet af een toe een koe in de berm, zoals in Suriname, maar hele kinderboerderijen struinen over het wegdek. Paarden, schapen, geiten, kippen, biggen en honderden koeien heeft onze chauff ternauwernood ontweken. Tot in het hart van de stad liepen de krengen.
Meestal was dat ook nog in de nabijheid van naar huis lopende schoolkinderen die met de haren aan onze slalommende Toyota ontsnapten. Als een 8-baanjunkie die er een teveel heeft genomen, kwam ik aan bij Florentene's Guest House, waar gelukkig nog plaats was.