Helaas niet in het Parool, maar toch op mijn site... En toch wel in het Parool van zaterdag 9 december.
Cuba’s geduld raakt op.
Door Paul Scheltus
Wie tussen vijf en zes 's avonds over de stoep van Calzada, Linea of La Rampa loopt, de drie boulevards die vanuit het hart van Havana richting zuid-westen voeren, die ontmoet duizenden geduldige Cubanen op weg naar huis. Met hun rug naar de ondergaande zon wachten ze op overvolle bussen die soms maar om het uur komen. Anderen houden taxi’s aan – gammele Amerikanen uit de jaren vijftig met soms wel vijftien passagiers - of ze liften met begripvolle automobilisten mee. Een enkeling springt achterop bij een fietser of brommer en sommigen lopen gewoon naar huis. Verschijnt er uiteindelijk een bus, dan wordt er netjes een rij gevormd. Wie geen plek meer in de bus kan bemachtigen, rijdt mee als een windsurfer, achteroverleunend, staand op de onderste tree van het opstapje.
Het geduld van de Cubanen is legendarisch. Schaarste, torenhoge prijzen en beperkte vrijheden, de meeste inwoners van dit Caribbisch eiland accepteren de dingen zoals ze zijn en wachten rustig uren in de rij voor de bus, de trein of voor hun voedselrantsoen. Dat geduld wordt nu weer op de proef gesteld. Voor het eerst in de 47 jaar sinds de revolutie heeft er een wisseling van de wacht plaatsgehad en niemand, op enkele ingewijden na, weet waar het nu naar toe gaat met Cuba.
Fidel Castro, boegbeeld van de revolutie, is ernstig ziek. Op 31 juli van dit jaar droeg hij de macht over op zijn grondwettelijke opvolger, zijn jongere broer Raul. Nog diezelfde dag werd hij opgenomen voor een operatie aan zijn ingewanden en is sindsdien niet meer in het openbaar verschenen. Als gevolg zijn de groots geplande festiviteiten voor zijn tachtigste verjaardag van 13 augustus verplaatst naar vandaag, 2 december. Vandaag omdat dat het dan precies vijftig jaar geleden is dat Castro en zijn guerilleros voet aan wal zetten in Cuba. De aankomst in 1956 van het schip de Granma (vernoemd naar de grootmoeder van de oorspronkelijke Amerikaanse eigenaar) was het begin van de Cubaanse revolutie.
“Ze zeggen dat de viering dit jaar groter wordt dan ooit tevoren,” zegt Alberto (32), gezeten aan de honderd meter lange balie van een warenhuis dat kip met rijst en bonen serveert. “Ze zeggen dat omdat ze hopen dat het de laatste is.” Het geduld van de Cubanen, vooral van de jongere generatie waartoe Alberto behoort, raakt op. Sinds het uiteenvallen van de voormalige Soviet-Unie en de economische malaise die dat in Cuba tot gevolg had, hopen de frustraties zich op. Tekorten, stroomuitvallen, hoge benzine prijzen en een discrimenerende economie, er lijkt voor de meeste Cubanen maar geen eind in zicht. Maar nu dat Fidel Castro een stap terug doet, bestaat de kans dat er verandering komt.
De scenarios voor de opvolging van ‘s werelds langst zittende president zijn talrijk. Legerleider Raul (75) was altijd de sterke man achter de schermen. Zeer strikt in de leer en meedogenloos met de vijanden van de revolutie. Tegelijkertijd is het leger de belangrijkste economische speler op Cuba, vooral in het toerisme. Raul is in een uitstekende positie om het land in ieder geval economisch te openen. China wordt dan vaak als voorbeeld genoemd. Maar ook het Cubaans socialisme kent zijn hogepriesters, hier schertsend de Taliban genoemd. Deze groep veertigers die sleutelposities in de regering en de partij bekleden zijn doordrongen van de staatsideologie en staan dichtbij Castro zelf. Hun voorman is Arturo Perez Roque, minister van Buitenlandse Zaken. Van hen valt vooral meer van hetzelfde te verwachten. Een Amerikaanse invasie lijkt onwaarschijnlijk, behalve voor de kijkers van de Cubaanse staatstelevisie. Maar het Congres heeft onlangs tachtig miljoen dollar uitgetrokken om in Cuba ‘democratische initiatieven’ te ondersteunen. Wie dat geld krijgt is nog de vraag.
Voor Alberto en zijn vrienden, verstoken van informatie van buitenaf, is het nog lastiger te voorspellen wat er gebeuren gaat. De aard van het regime is bovendien zo dat een Cubaan niet snel het achterste van zijn tong laat zien. Eerst zegt men vaak dat Castro snel beter moet worden, dan dat het leven toch wel erg zwaar is en soms, maar niet altijd, dat ze het beu zijn om bespioneerd te worden.
Het alomtegenwoordige oog van de staat is iets waar Cubanen voortdurend mee leven. “Alleen omdat we hier binnen zitten kunnen we rustig praten,” zegt Alberto, “maar buiten op straat was mijn naam allang door een politieagent genoteerd. Zo en zo praat met toeristen. Overkomt jou iets, dan ga ik het gevang in.” We zitten aan het einde van de balie en drinken met zijn drieen rum uit een glas dat Alberto steeds stiekem bijvult. Ook onze serveerster behoort tot de vriendenkring. “We kunnen nergens heen, We kunnen niets zeggen,” vertelt zijn vriend David. Hij werkte jarenlang als electrotechnisch ingenieur in de voormalige DDR, nu loodst hij met een taxi toeristen door Havana. “Aan mijn tijd in Duitsland heb ik een motorfiets overgehouden. Die moest ik bij terugkomst in Cuba inleveren. Hier is alles van de staat.”
De frustratie van de Cubanen is niet zozeer hun armoede, als wel het feit dat hen van alles in de weg wordt gelegd om daar wat aan te veranderen. Ondernemerschap, behalve het meest marginale, is uit den boze. Tegelijkertijd zijn de salarissen bedroevend. Die worden betaald in Cubaanse pesos maar buiten hun rantsoenboekje om moeten Cubanen bijna alles in convertibles kopen, een munt die 24 keer zoveel waard is. De producten in die valuta – ook melk, sojaolie en geblikte groenten - worden door de overheid zo hevig belast dat ze duurder uitvallen dan in Nederland. “Voor mij is het bijna onmogelijk om van mijn pensioen rond te komen,’’ zegt Marissa (61) moeder van een zoon van in de twintig. Van de 240 pesos per maand die ze krijgt na een leven als verpleegster gaat negentig naar de huur en 68 naar een kleurentelevisie die ze afbetaald. Het recht om de TV te mogen kopen was een beloning die ze kreeg bij haar pensionering. Ze woont in de door bendes geteisterde wijk Cayo Hueso en is net getuige geweest van een gevecht tussen jongeren met honkbalknuppels. “Ik wens niemand de dood toe,” zegt ze, “Ik hoop dat Fidel snel beter wordt, maar iets moet hier wel gaan veranderen. Ik houd het nog wel vol maar mijn zoon niet meer. Die wil niets meer weten van het communisme. Hij schreeuwt dat iedere zogenaamd goede communist in dit land een miljonair is.” Voor ze vertrekt zegt ze bang te zijn dat ons gesprek een politieagent of een buurman is opgevallen. ‘Iedereen houdt elkaar hier in de gaten,” verzucht ze.
Hoe slagen de Cubanen er dan in in leven te blijven? Resolver, oplossen, zo noemt men het op Cuba. De een verhuurt illegaal een kamer aan buitenlanders, de ander vangt stiekem vis, een derde ruilt zijn riante woning voor een klein appartement en strijkt onderhands een geldbedrag op. In dat ‘oplossen’ schuilt de macht van de Cubaanse autoriteiten. “Iedereen is hier in overtreding want wie zich letterlijk aan de Cubaanse wet houdt, gaat dood van de honger,” zegt een Nederlander die al jaren op Cuba woont. “Dus om te overleven ben je wel gedwongen om wat te ritstelen, te stelen, of in de prostitutie te gaan. Omdat dat zo is heeft de politie altijd wel iets om de mensen te pakken. Meestal gebeurt dat niet, maar als het nodig is dan doen ze het. En dan ga je zo vijf of tien jaar het gevang in.”
Het is de combinatie van beperkingen, afzondering en verkapte spionage die veel Cubanen tot wanhoop drijft. De hoop leeft bij hen dat met het de facto aftreden van Castro hun geduld wordt beloond, en er een lente in Cuba wordt ingeluid. “Begrijp me niet verkeerd,” zegt David. “Hij, [en hij strijkt over zijn kin, het teken voor een baard] hij is een groot man, misschien wel de grootste van de 20ste eeuw, maar één man alleen kan niet alles weten. De zaken hier moeten gewoon veranderen en hij wil dat niet.”
De angst om iets tegen de staat te ondernemen is groot. “Er zijn wel mensen geweest die openlijk kritiek hadden, de oppositie noemen ze die,” zegt Alberto, “maar een paar jaar geleden hebben ze er 75 opgepakt en tot levenslang veroordeeld. Nu durft niemand meer iets te zeggen. Het enige dat wij kunnen doen is rustig blijven en afwachten.”
© Prensa Nueva
De namen, leeftijden en werkzaamheden van de betrokkenen zijn gefingeerd. De Cubaanse wet bestraft het ongeoorloofd spreken met buitenlandse journalisten met een geldboete en een gevangenisstraf.